Oude Mannen- en Vrouwenhuis"Tafel van den H. Geest". Ook "Spine" of "Geefhuis". In 1268 gesticht, toen men door aalmoezen der ingezetenen in staat werd gesteld, daar brood aan de armen uit te reiken. | 34 |
De eigenlijke benaming van dit huis was oudtijds: de Tafel van den H. Geest, doch in den volksmond heette het het Geefhuis of het Spint; den naam van geefhuis pleegt het volk daaraan ook thans nog te geven.
Van Heurn deelt over dit huis in zijne Beschrijving het volgende mede:
„Het Armhuis, voorheen de Tafelen des Heiligen Geestes, thans in de stads papieren het Godshuis genaamt den Heiligen Geest en in het gemeen het Geefhuis geheeten, diend tot ondersteuning van arme lieden. Het begin van hetzelve werd doorgaans op het jaar 1268 gesteld 1). Het gebouw staat in de Hinthamerstraat naast de huizinge van den Kommandeur.
| 196 |
Het is een groot, oud gevaarte, liet welk met een poort aan de straat uitkomt en zich tot aan de rivier de Diese uitstrekt. Boven de poort is de Rector of bestierer van het huis in een ouwerwetse zetel uitgehouwen; ter wederzyde van hem staan verscheide korven met brood en andere zaaken, die de armen uitgegeeven werden; dit beeldwerk, schoon oud, zo als uit de Gottische versieringen onder de lijst, waarop het rust, blijkt, is zeer wel uitgevoerd. Door de poort komt men op eene groote plaats; ter linkerzyde van dezelve is de woning van den Rentmeester van het Godshuis den H. Geest 2) en het komtoir van dat Godshuis, recht toe die van den knegt; ter regte de kamer, daar de Regenten in vergaderen en het huis van den klerk 3). Door de poort ter regte zyde is een kamer, daar de oude papieren dezer stigting in bewaard worden. In de Hinthamerstraat ter zyde van de poort staan eenige burgerhuizen, die deeze stichtinge behooren; achter het huis zijn eenige moestuinen en een of twee stallingen, die ten voordeele van dit Godshuis verhuurd worden. Het opperbestier van dit huis, gelijk dat van alle stichtingen, hoord de Regeering (van den Bosch), als oppervoogd, toe. Van de oprigting af stelde zy daarin eenen rector of bestierer aan; deeze werd doorgaans uit de Regeering genomen. In de oudste tyden werd er gemeenlijk een toe verkooren, die geene kinderen had, omdat hij meer iever voor de stichting zoude hebben; behalve deze was er nog een rentmeester, die het inkomen (van de stichting) inmaande en op last van den rector uitgaf. Na het overgaan van de stad (in 1629) is het bestier veranderd en hetzelve in plaats van aan één rector aan vier regenten, alle leden der Regeering, toevertrouwd; van deezen gaat er jaarlijks
| 197 |
een af en in plaats van hem werd er een ander benoemd; de rentmeester, die ook een lid der Regeering is, word voor den tijd van zes jaaren aangesteld; jaarlijks moet hy rekening doen; de regenten vergaderen, behalve in buitenge woone gevallen, alle woensdagen om tien uuren; de klerk (die de regenten en rentmeester by staat) word voor het leven door de Regeering aangesteld. Behalve het geld en brood, dat dit Godshuis weekelijks aan de armen uitdeeld, bezorgd het mede de arme weesen, die uit hoofde hunner geboorte tot het Weeshuis 4) niet gerechtigd zijn; zy werden veeltijds daarin door het Armhuis besteld; de regenten dier beide stichtingen hebben hierover een verdrag gemaakt. Het geringste soort van kinderen worden by deezen en geenen binnen de stad of daarbuiten besteld; deeze draagen den naam van houwkinderen. Het Armhuis moet bovendien ook het koorn, dat tot onderhoud der kinderen en bedienden van het Weeshuis nodig is, geeven. Den 8 Juni en 26 Aug. 1726 vond de Regeering goed, dat het Armhuis maar met twee derden deelen van de 26 mudden, die hetzelve aan het Weeshuis moest geeven, zoude kunnen volstaan.
Behalve dit is het Armhuis verpligt aan de huisarmen van de Negen Blokken jaarlijks honderd mudden rogge te geeven om aan de armen uit te deelen 5). Op 17 Dec 1531 werd ter puye voor het Stadhuis afgekondigd, dat geene armen in de kerken om Godeswille zouden gaan. Ook dat men in den H. Geest niemand brood geeven zal in de spijnde (dat is in de uitdeeling) als ingezeetenen van den Bossche en die uit de Meyerye komen en jaar en dag binnen de stad gewoond hebben 6) en alle vreemdelingen uit andere landen laaten gaan.
| 198 |
Het Armhuis bezit mede (wij zagen het reeds) de goederen van het geweesene Vondelingshuis; uit dien hoofde is hetzelve verpligt voor het onderhoud der vondelingen zorg te draagen 7)”
Over de zooeven gemelde Blokken 8) schreef van Heurn in zijne Beschrijving nog het volgende: „de stad is in negen deelen verdeeld, blokken genaamt. Deze instelling diend voornamelijk om de noodlydende ingezeetenen met geld by te staan. Het Armhuis, anders het Geefhuis genaamt, verstrekt jaarlijks aan de blokmeesteren honderd mudden rogge in brood om aan de armen uit te deelen 9). Het schijnd my toe, dat de stad voorheen, gelijk de meeste dorpen in de Meyerye, in haardgangen of gehugten verdeeld is geweest, omdat in de oprichting van den Marktblok staat, dat de stichting van denzelve om den armen van dien hertganck by te staan ondernoomen werd.
Uit de voorgemelde oprichting is de oorsprong der blokken te zien. Eenige liefdadige Burgers van den hertganck van die Marckt ende daeromtrent 10) voegden zich byeen, met bepaling, dat de gebuuren van die wijk of hertganck jaarlijks op St. Kemijsdag in het pand van het Minderbroedersklooster byeen zouden koomen en aldaar vier goede mannen benoemen om de goederen van den Blok te bestieren en den armen te hulp te koomen 11). Men ging met een bus ront om aalmissen te verzamelen. Van tijd tot tijd hebben veele inwoners deeze prijswaardige instelling begunstigd en by uiterste wille de blokarmen eenige goederen gemaakt.
Het komt my niet klaar voor, immers heb ik er geen
| 199 |
bewijs van gezien, welke Blok het eerste is opgericht. Omdat de Blokmeesters van den Marktblok in de vergaderingen, waarin de negen blokken te zamen komen, den voorslag doen en het besluit opmaaken, heeft my dit doen denken, dat zulks uit hoofde van de oudste instelling geschiede. Naderhand ben ik onderricht, dat de Blok van de Hinthemerstraat in het jaar 1477 opgericht en dus omtrent drie jaaren ouder als die van de Markt zoude zijn. Het is my uit een oorspronkelijk Register, van alle de Bescheeden van den Blok van de Hinthemerstraat, den 12 Januari 1564 gemaakt, onder welken zich een pergamenten brief van den 10 November 1477 bevind, gebleken, dat die Blok in dat jaar opgericht werd; volgens aanteekening aldaar waaren de eerste Blokmeesteren Wouter Vugts, Hendrik Spyze, Jakop van Stiphout en Gooyart Strik de oude; ik hebbe de naamen van deezen hier al willens ingesteld omdat er denkelijk nog nakoomelingen van dezelven overig zijn. De blokken worden genoegzaam alle op dezelve wijs bestierd. Jaarlijks worden in ieder twee blokmeesteren aangesteld, behalve in den blok van het Hinthamerend, alwaar er maar een benoemd wordt. De eene, de blokmeester van het boek genaamt, bestierd alle de goederen en ontfangt alle de inkomsten en aalmissen; de tweede, de blokmeester van de brooden geheeten, deeld het brood en geld aan de armen uit. In het eerste jaar van denzelver benoeming zijn zy toezieners en in het tweede treeden zy in bediening; na het einde van dit jaar moet de Blokmeester van het boek rekening van zijn bewind doen, welke door alle de Blokmeesters zo afgetreedene als afgegaane opgenoomen en gesloten word; vervolgens worden er twee nieuwe Blokmeesters uit de Burgery aangesteld. De afgetreedenen blyven oud-blokmeesters, zo lang zy leeven of metterwoon uit den blok vertrekken. Weekelijks gaan de Blokmeesters des Zondaags na het eindigen van den morgengodsdienst met een bus langs alle de huizen in den blok geleegen om aalmissen in te zaamelen; dit geschied mede omtrent
| 200 |
Paaschen en Kersmis. In buitengowoone gevallen van hoog water of zwaaren vorst heeft de Regeering de Blokmeesteren uit stadskasse mildelijk bijgestaan en ook geoorloofd buitengewoone inzamelingen van liefdegaaven te doen. In de Geschiedkundige Beschryving der Stad en Meyerye heb ik dit telkens op zijn plaats verhaald. De giften aan den armen geschieden zonder aanschouw van Godsdienst en worden alleen naar maate der armoede uitgedeeld. In het jaar 1639 vond de Regeering (der stad) goed, dat de helft der Blokmeesteren uit lieden van den Hervormden Godsdienst gekozen moesten worden; het duurde eenigen tijd eer dit geheel uitgevoerd werd; wat hieromtrent voorviel heb ik in de Geschiedkundige Beschryving der Stad en Meyerye verhaald 12).
Ieder blok moet een zeker getal ladders, vuurhaaken, ledere emmers, watertonnen en lantaarnen onderhouden om die in tyde van brand te gebruiken. De watertrappen en pompen langs de straaten staan mede ter bezorging van Blokmeesteren. Voorheen haalden zy van ieder huis in den blok geleegen by smaldeeling zo veel op als tot het onderhoud van dien nodig ware 13). In het jaar 1752 maakte de Regeering (der stad) daarin een schikking in en bepaalde dit naar maate van de huur van ieders huis. De huur der eigen huizen en pakhuizen, welke iemand aan zich hield, zoude naar de huur, die op den ligger der Barakken 14) gesteld was, begroot worden. De eigenaars der huizen, die met de week of aan krijgslieden der bezetting verhuurd worden, zouden daarvoor aanspreekelijk zijn. De ledig staande huizen moesten ook mede betaalen. Kwamen de Blokmeesteren met den omslag niet toe (dan) konden zy na vertooning daarvan vermeerdering verzoeken. Van deeze gelden moet door de Blokmeesteren eene byzondere
| 201 |
rekening gedaan worden, zonder die penningen met die van den armen te vermengen 15). Ieder Blok had voorheen een hopman, vaandrager en andere officieren; deeze waaren van die der Schutteryen onderscheiden en voerden het bevel over zulken, die van het inkomen der Blokken ietwes genooten; denkelijk hoorden er geringer burgers mede onder, hoewel ik dit niet vast durf bepaalen.
De Blokken binnen de stad bestaan uit negen 16) en ieder van dezelven heeft een gedeelte der straaten onder zich. De stad word daardoor volgens mijn beste weeten verdeeld als volgt:
De eerste Blok bevat alle de huizen rontsom de Markt, nevens de Zadel-, Minderbroeders-, Markt-, Tolbrug en Kolperstraaten en den Hoogen Steenweg tot aan de Vischstraat. Deze word de Marktblok genaamd 17).
De tweede loopt van de Geerlingsche brug tot aan de Hinthemerpoort toe met het St. Jacobskerkhof en alle de zydelstraaten, welke in die straaten uitkoomen. Deze word de blok van het Hinthemereind geheeten 18).
De derde bestaat uit de Hinthemerstraat van de Geerlingsche brug tot de Gevangenpoort toe, de Klaarenstraat, de Paapenhuls, de Koorstraat, de Torenstraat, met alle de straaten, welke binnen dien kring in de Hinthemerstraat uitkoomen. Deze draagt de naam van den blok van de Hinthemerstraat 19).
De vierde bevat de Kerk-, Peper- en beide de Put-
| 202 |
straaten, de helft van de Ververstraat gerekend van de Lange Putstraat tot aan de Fonteinstraat, de Krulle-, Ridder- en Fonteinstraaten, Achter het Stadhuis, Achter het wilde varken, de Westzyde van de Waterstraat, de Noordzyde van de Oude Dieze, de Trinitijt en de Weeshuisstraat. Zij word de Blok van de Kerk- en Ververstraaten geheeten 20). De vijfde bevat de Zuidzyde van de Oude Diese, de Beursestraat, de Weversplaats, de Keizer- en de St. Jorisstraaten, de helft van de Ververstraat gereekend van de Oude Dieze tot aan de Lange Putstraat. Zij heet de Blok van de Weversplaats 21).
De zesde bevat de Vuchterstraat van de Vuchter-binnenpoort tot de huizinge, het Gulde Harnas genaamt, de Snel- en Postelstraaten met al de straaten, die daarin uitkoomen. Men noemt dien Blok die van de Vuchterstraat 22).
De zevende bestaat uit den Vuchterdijck tusschen de Vuchterbinnenpoort en de Vuchterpoort met alle de straaten, die daarin uitkoomen. Hierom werd deeze de Blok van den Vuchterdijck genaamt 23).
De agtste bevat de Vismarkt, de Vischstraat, de Breede en een gedeelte der Smalle Haven, de Mandenmakers-, Kruis-, Karren-, beide de Koornstraaten, de St. Jansstraat tot de St. Janspoort toe, met alle de straaten, die daarin uitkoomen. Deeze heet de Blok van de Vischmarkt 24).
De negende bestaat uit de Ortestraat, het Orteneind en een gedeelte der Smalle Haven. Deze is onder den naam van het Orteneind bekend 25).
| 203 |
Als de Blokmeesters der negen Blokken over eenige zaaken, die alle de Blokken aangaan, byeen moeten koomen, beleggen de Blokmeesteren van den Marktblok de vergadering, doen den voorslag, nemen de stemmen op.
In iedere byzondere Blok stemmen de Blokmeesteren volgens den tijd hunner aanstellinge."
Bij J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 32, zoomede in het werk van Jhr. M.A. Snoeck de 's Hertogenhossche Block- of Bedelpenningen, kan men over de Bossche armenblokken nog verscheidene andere bijzonderheden lezen. In laatstgenoemd werk deelt Jhr. M.A. Snoeck, die groote kenner van de oude Bossche munten en penningen, over de bedelpenningen mede, dat in 1704 „op order van Hoogschout, Schepenen, Gezworenen en Raaden der Hoofdstadt 's Hertogenbosch in overleg en communicatie met den Heer Gouverneur” besloten werd, dat de armen van den Bosch, die tot het bedelen geadmitteerd werden, op eene zichtbare plaats moesten dragen eenen hun door de Blokmeesters uitgereikten block- of bedelpenning op straffe van op de Gevangenpoort te water en te brood voor den tijd van acht dagen te worden geplaatst; die armen mochten alleen des Vrijdags rondgaan om te bedelen; in processie trokken zij dan door de straten onder leiding van twee bedelvaders of bedelvoogden, welke stadsbedienden waren en ten teeken hunner waardigheid een stok met zilveren knop droegen, waarvan thans nog een exemplaar bewaard wordt in het archief der Bossche Godshuizen. Van bedoelde block- of bedelpenningen berusten eenige exemplaren in het munt- en penningkabinet van het Prov. Genootsch. van Kunsten en Wetensch. in N.-Brabant.
Maar het zijn niet alleen deze penningen, welke nu nog de herinnering aan de vroegere Armenblokken van den Bosch levendig houden; in het Archief der Bossche Godshuizen toch bevinden zich ook nog verscheidene zilveren schilden, welke de regeerende Blokmeesters van den Marktblok daaraan bij hun aftreden schonken; dezen zijn voorzien van het wapen
| 204 |
van den schenker en het embleem van dien blok; bij plechtige gelegenheden werden deze schilden gedragen en bij de begrafenissen der blokmeesters werd het baarkleed er mede versierd. In gezegd archief bevinden zich bovendien een zilveren penning, in 1783 door den blokmeester T. v. Merevoort gegraveerd ter gedachtenis van het 300 jarig bestaan van den Armenblok van de Markt en een geel koperen penning, in 1805 gegraveerd ter gelegenheid van het 325 jarig bestaan van dien zelfden blok. Van het Geefhuis bestaan ook nog hondenpenningen 26), die de Bossche honden tusschen de jaren 1804 en 1809 moesten dragen ten bewijze, dat daarvoor was betaald de hondenbelasting, die door de Regeering van die stad over dat tijdsverloop aan het Geefhuis was afgestaan als eene tegemoetkoming in de uitgaven, die het voor de stadsarmenverzorging had te doen 27).
Deze belasting werd in 1810 afgeschaft, waarna de Bossche schilder Quirinus van Amelsfoort hierop een vers dichtte, dat gepubliceerd is in de Navorscher XLVII p. 201 en vlgd.
Toen den Bosch bij het Fransche Keizerrijk was ingelijfd, werden ook daar bij het Keizerlijk Decreet van 8 November 1810 (Fortuin I blz. 26) executoir verklaard de wetten van 16 Vendémiaire an V en 16 Messidor an VII, relatives à l'administration des biens des hospices civils 28) en dientengevolge al de aldaar bestaande godshuizen geacht te behooren tot de administratie van de Commission administrative des hospices, eene commissie, welke krachtens die wetten moest worden benoemd door het Gemeentebestuur en onder deszelfs toezicht had te voeren het beheer over de hospices civils of godshuizen, welke destijds in den Bosch bestonden. De Fransche Prefect die aldaar zijne residentie had, verkeerde in de meening, dat het Geefhuis ook was een
| 205 |
hospice en zoo is het geschied, dat hij bij zijn Decreet van 28 December 1811 (Journal du Departement des Bouches du Rhin 10 Janv. 1812), waarbij hij bijna al de oude mannen- en vrouwenhuizen, welke men toen nog in den Bosch had, ophief, eveneens een einde maakte aan het Geefhuis en het gebouw daarvan bestemde tot een algemeen oud-mannen en vrouwenhuis; aan die nieuwe stichting wees hij toen tevens, behalve dat gebouw, als fondsen toe de bezittingen der door hem gesupprimeerde Bossche oude mannen- en vrouwenhuisjes. Bedoelde nieuwe stichting werd door hem bij zijn voormeld decreet gebracht onder het beheer van het Bureau Central de bienfaisance, dat hij daarbij voor den Bosch had ingesteld.
Bij de oprichting van dit oud mannen- en vrouwenhuis werd het getal der verpleegden, waarvoor de opgeheven oude mannen- en vrouwenhuisjes waren gesticht, niet in acht genomen, maar werd eenvoudig bepaald, dat daarin slechts 90 oude mannen en vrouwen zouden verpleegd worden en dat zij, die in dat nieuwe gesticht zouden worden opgenomen, een inkoopprijs van fl. 120 te betalen zouden hebben.
Bij besluit van den Souvereinen Vorst van 31 December 1814 werden al de voormelde Fransche wetten en decreten buiten werking gesteld en is vervolgens krachtens hetzelve in 1815 door den Gemeenteraad van den Bosch het College van Regenten over de Godshuizen en den Algemeenen arme benoemd, dat daarop in zijne vergadering van 26 April 1817, die gepresideerd werd door een der leden van gemelden Raad, de navolgende godshuizen onder zijn beheer nam:
a. Het oude mannen- en vrouwenhuis.
b. Het geneeskundig gesticht Reinier van Arkel.
c. Het Groot Zieken Gasthuis.
In 1826 is het Geefhuis geheel verbouwd en alstoen is van boven deszelfs toenmaligen ingang weggenomen het beeldhouwwerk, voorstellende; als gezegd, eenen Rector van dat huis, die uit de korven met brood, welke rond om hem
| 206 |
staan, de armen spijzigt 29); bet berust thans in de verzamelingen van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. Op het initiatief van mr. Napoleon Sassen, den toenmaligen voorzitter van voorzegd College, is in 1856 door het Bedeelingsfonds achter het Oud Mannen en Vrouwenhuis op deszelfs terrein aan de St. Jozefstraat opgericht een gesticht tot verpleging van armlastige jongens en oude mannen, die naar zijnen voornaam door het volk de garde van Napoleon genoemd zijn geworden; eenige jaren geleden zijn echter die jongens en mannen overgebracht naar de voormalige Hoogere Burgerschool en de voormalige woning van haren Directeur op de Papenhulst 30), waarna gezegd gesticht is ingericht tot een oud vrouwenhuis, dat thans het St. Anna gesticht heet.
De fondsen van het Geefhuis en die van de Armenblokken werden bij voormeld besluit van den Franschen Prefect gesteld onder het beheer van gezegd Bureau Central de bienfaisance en, nadat dit had opgehouden te bestaan, kwamen zij onder dat van het College van Regenten over de Godshuizen en den Algemeenen Arme, hetwelk in zijne voorschreven vergadering daarvan eene stichting maakte onderden naam van het Bedeelingsfonds, dat tot doel heeft de algemeene verzorging der armen van den Bosch. Over den overgang van voorbedoelde kapitalen aan het Bedeelingsfonds is in de jaren 1911 en 12 voor de Arrondissements-Rechtbank en het Gerechtshof te den Bosch een proces gevoerd, dat men beschreven vindt in Weekbl. v. h. R. nos. 9243 en 9383.
Ondanks dat de Armenblokken waren opgeheven bleven daarna nog gedurende eenige jaren de Blokmeesters in naam bestaan; zij waren sinds dien aanzienlijke ingezetenen, die door den Raad van den Bosch benoemd werden en tot taak hadden aan hare armen de gelden uit te keeren, welke hun daartoe, eerst door het Bureau Central de bienfaisance en na dien door
| 207 |
het College van Regenten verstrekt werden. Toen de Armenwet van 1854 werd ingevoerd verdwenen ook deze Blokmeesters, want alstoen zijn zij door den Gemeenteraad eenvoudig ontslagen met bepaling, dat de openbare armenzorg in den Bosch in het vervolg uitsluitend door dit College zoude worden uitgeoefend. | 208 |
Noten | |
1. | Harraeus Tom. I blz. 276. Grammaye Taxandria cap. x blz. 10. J. v. Oudenhoven Beschr. van 's Hertogenbossche (uitgave 1649) blz. 51. |
2. | Zijne instructie van 19 Juli 1709, vermeerderd den 20 Nov. 1719, is te vinden in de Notulen van de Regeering van den Bosch van die jaren. |
3. | Hij was de secretaris der Regenten van dit Godshuis en belast met, het toezicht op de bedeelingen; zijne betrekking had zeer veel overeenkomst met die van den voormaligen controleur der Bossche Godshuizen. De Schr. |
4. | Thans het Gereformeerd Burger-Weeshuis. De Schr. |
5. | Ordonnantie der Regeering van den Bosch van 10 Nov. 1477. |
6. | S. van de Graaff in zijne Hist. Statist. Beschr. van het Departement Braband 1e st. p. 293 deelt mede, dat alle Woensdagen in dit armhuis brood werd uitgedeeld, dat jaarlijks 500 mudden of 1000 zakken rogge bedroeg. Hij schreef dit in 1806. De Schr. |
7. | J. van Oudenhoven Beschr. der stadt van 's Hertogenbossche bladz. 127. |
8. | Zie daarover nog J. van Oudenhoven l.c. p 31-33. |
9. | Ordonnantie van de drie Leden der Regeering van den Bosch van 10 Nov. 1477. |
10. | Tot dezen behoorde Jan Heer, die vleeshouwer; ik vermoed, dat hij de stamvader was der Bossche familie Heeren. De Schr. |
11. | Stichting van den Marktblok van 7 Oct. 1480. (De akte diarvan staat afgedrukt in het na te melden werk van Jhr. M A. Snoeck p. 19. De Schr.) |
12. | Deel II p. 504-508. |
13. | Brandkeure der stad van 12 Aug. 1703. |
14. | Hiermede bedoelde van Heurn de woningen of kazernes der militairen. De Schr. |
15. | Notulen der Regeering van den Bosch van 17 Juli 1752. |
16. | In het Schepenreg. van den Bosch n° 152 f. 183 komt eene akte voor, waarbij de Meesters en Provisors van de huisarmen der negen blokken op den 22 Mei 1537 woningen en grondrenten, toebehoorende aan de huisarmen, onder die blokken verdeelden. De Schr. |
17. | In 1807 was deze blok de Wijk A, bevattende de huizen 1-560. De Schr. |
18. | In 1807 was deze blok de Wijk D, bevattende de huizen 1-620. De Schr. |
19. | In 1807 was deze blok de Wijk C, bevattende do huizen 1-447. De Schr. |
20. | In 1807 was deze blok de Wijk E, bevattende de huizen 1-499. De Schr. |
21. | In 1807 was deze blok de Wijk F, bevattende de huizen 1-342. De Schr. |
22. | In 1807 was deze blok de Wijk H, bevattende de huizen 1-361. De Schr, |
23. | In 1807 was deze blok de Wijk J, bevattende de huizen 1-269. De Schr. |
24. | In 1807 was deze blok de Wijk G, bevattende de huizen 1-417. De Schr. |
25. | In 1807 was deze blok de Wijk B, bevattende de huizen 1-258. De Schr. |
26. | Zij bevinden zich eveneens in voormeld penningkabinet. |
27. | Jhr. M.A. Snoeck. De 's Hertogenbossche hondenpenningen. |
28. | Cf. nog Dalloz in de Ve Hospice. |
29. | Over de spijziging der Bossche armen, die in 1557 de Rector van het Bossche Geefhuis deed, zie men van Heurn Historie II p. 5. |
30. | Zie Deel II p. 543. |
Dit voormalige Geefhuis is in 1268 als H. Geesthuis gebouwd voor ‘de armen seer mildelijck gedeelt’. Oude mannen en vrouwen werden in afzonderlijke vleugels verzorgd. Vanaf 1810 werd het huis, ook Aalmoezeniershuis of Tafel van de H. Geest genoemd, ingericht als oude mannen- en vrouwenhuis. Het is daartoe in 1817 verbouwd. De hoofdvleugel van dit grote bouwwerk met binnenplaats dateert uit 1825 en is een ontwerp van stadsarchitect P.J. de Zutter. In 1838 bouwde men de rechtervleugel. In 1853 vroeg het College der Regenten van de Godshuizen (‘van den Algemeenen Arme’) in ’s-Hertogenbosch aan de ZUSTERS VAN BARMHARTIGHEID VAN RONSE om zusters te sturen. Veertien zusters uit België vestigden zich dat jaar in ’s-Hertogenbosch. In 1858 kwam de uitbreiding aan de Sint Jozefstraat tot stand. Deze omvat echter middeleeuwse vleugels. In 1948 werden het voormalige oude mannen- en vrouwenhuis en het Sint Annagesticht in een gebouw samengevoegd, dat tot 1970 als bejaardenhuis in gebruik bleef. Tussen 1970 en 1974 vond een grote restauratie en aanpassing plaats van een vleugel voor de bibliotheek, naar tekeningen van architectenbureau Van Halteren, Roggen, Broere. De gevels waren al eerder gerestaureerd in 1955. In 1982 verlieten de zusters dit huis. Sinds 1999 is in dit pand de stadsbibliotheek gevestigd. De klassieke voor- en zijgevel van het oude mannenhuis kreeg bij de verhoging met een verdieping in 1826 zijn huidige strenge, doristische verschijningsvorm. De met schijnvoegen gepleisterde gevel is op de begane grond gebosseerd en wordt geleed door hardstenen lijsten. Een geprofileerde kroonlijst rust op doristische hoekpilasters en verbergt het schilddak. De ingangspartij heeft een fronton dat de entree en de zijramen overhuift. Er zijn zes-, acht- en tweeruits ramen. De bovenramen hebben kroonlijsten. De achtervleugel aan de Sint Jozefstraat heeft gebosseerd pleisterwerk en getoogde ramen en is deels nog middeleeuws. | 495 |
1939 |
Henri J.M. van RooyKorte schets van de geschiedenis van het oudemannen- en vrouwenhuis en het bedeelingsfonds te 's-HertogenboschSt. Jan | 's-Hertogenbosch 1939 |
1281 |
De stichtingsdatum van de Tafel van de H. Geest (Geefhuis) ligt voor 1281. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1295 |
De Tafel van de H. Geest bezit een gebouw, dat waarschijnlijk als opslagruimte dienst doet. De instelling zelf is nog in de Sint Jan gevestigd. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1300 |
Omstreeks 1300 vestigt de Tafel van de H. Geest zich in een apart gebouw. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1419 |
Op 13 april breekt er een grote stadsbrand uit, waardoor o.a. het Geefhuis grote schade oploopt. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1520 |
Anoniem, ca 1520, eikenhout, Noordbrabants Museum. De stad kende vele godshuizen voor armen en zieken. Een van de meest bekende was het H. Geesthuis of 'Geefhuis' waar een wekelijkse distributie van kleding, schoenen en wat eten plaatsvond. Op dit fries, dat boven de ingang was geplaatst, is die verdeling uitgebeeld. Bron: 's-Hertogenbosch De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 18 |
|
1764 |
De Staten besluiten hun deel uit de inkomsten van het voormalige Groot Begijnhof over te dragen aan het Geefhuis. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1824 |
Het voormalige Geefhuis (aan de sloop ontsnapt omdat men het plan had een hervormde kerk te bouwen) wordt verbouwd tot het Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1973 |
In 1973-1974 werd het verbouwd tot bibliotheek. Bron: SA 's-Hertogenbosch |
|
1974 |
Op 13 mei 1974 werd de bibliotheek door burgemeester mr. G. van de Ven officieel geopend. Bron: 's-Hertogenbosch in oude ansichten deel 2 |
2010 |
Stadsbibliotheek / Voormalige Oude mannen- en vrouwenhuisHinthamerstraat 72Van oudsher was hier de Tafel van de Heilige Geest (oftewel het ‘Geefhuis’) gevestigd, ter ondersteuning, verpleging en voeding van ‘huiszittende armen’. Al vóór 1325 werd hier een gebouw opgericht met een grote zaal, met op het achterterrein diverse bedrijfsgebouwen. In de Franse tijd werden er oude mensen en vondelingen opgevangen.In de 19e eeuw werd er verbouwd. De grote voorbouw aan de Hinthamerstraat en de vleugels rechts en achter de binnenplaats dateren uit 1825. Ook de oorspronkelijke vensters in de buitenmuren zijn in de 19e eeuw vervangen, en de muren bepleisterd.
Magazine Open Monumentendag (2010) 19
|
|
2015 |
Oude mannen- en vrouwenhuis : nu StadsbibliotheekVan oudsher (vóór 1285) bevond zich hier de belangrijkste stedelijke instelling van liefdadigheid, de Tafel van de Heilige Geest, bijgenaamd ‘het Geefhuis’. Deze diende ter ondersteuning, verpleging en voeding van de arme burgers in de stad. Dit in tegenstelling tot het (Grootzieken-)Gasthuis dat zich aanvankelijk richtte op de opvang en verpleging van vreemdelingen. Al vóór 1325 werd op deze plaats een gebouw opgericht dat beschikte over een grote zaal, een woning voor de rentmeester en vergaderruimte voor de regenten. Een belangrijke taak van het Geefhuis was de voedselverstrekking aan ‘huiszittende armen’. In de Franse tijd kreeg het gebouw de functie van oude mannen- en vrouwenhuis en opvang van vondelingen. In de 19e eeuw werden ingrijpende verbouwingen uitgevoerd. De grote voorbouw aan de Hinthamerstraat en de vleugels rechts en achter de binnenplaats dateren uit 1825, toen het complex gedeeltelijk werd herbouwd en aangepast aan de eisen van die tijd. Sinds 1975 is op deze plaats de stadsbibliotheek gevestigd.
Magazine Open Monumentendag (2015) 22
|
1865 | J. Flaman (directeur van het oude mannen en vrouwenhuis) - P. Maas (roomsch cath. priester, rector der godsh.) - H.J. Wielen (wijkknecht) |
1875 | J. van de Kromvoort (R.K. priester, rector der godshuizen) |
1881 | J. van de Kromvoort (r.k. priester, rector der godshuizen) - C. Nederveen (barbier) |
1908 | Th. Daniels (overste der Zusters) - Oude Mannen- en Vrouwenhuis |
1910 | Th. Daniels (Overste der Zusters in het oude vrouwenh.) - Oude Mannen- en Vrouwenhuis |
1928 | Oude Mannen en Vrouwenhuis |
1943 | wed. M.W.L. van de Aa-Boelaars - wed. A.M. Beekmans-van Vught - H.H. Bettonvil - wed. G. van Doremalen-Vugts - wed. F.M.J. Hartwijk-de Mug - wed. H.J.M. van Kempen-Tervooren - wed. A. Passier-van d. Weijenberg - wed. P. van Schijndel-van den Eijnde - wed. H.M. Schrover-Donhuijsen - A. Smits |
1948 | St. Annagesticht (tehuis voor oude vrouwen en mannen) |
1965 | Huize St. Leonardus (Zusters van Barmhartigheid) |
19JJ | Stadsbibliotheek |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 28
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 45, 265
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 30, 61, 109
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 328-331
Charles de Mooij en Aart Vos, 's-Hertogenbosch binnenskamers (1999) 25, 94
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 12, 65, 97, 279, 373
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 523-525
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 18, 35, 71, 79, 81, 82, 85-93, 109, 206
R.J.P.M. (René) Vroomen Wapens in 's-Hertogenbosch, Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch (2021) 31-32